logo ars floreat header filosofen

 

 

 

 

Home

 

Downloads

 

Sitemap

 

next

 

Uit: Mattheüs, vertaling en commentaar - Paul G. van Oyen

 

Ondanks de ruime verbreiding van het Christendom zijn de woorden van Jezus nooit echt populair geworden. In vele kerken gaan er weken voorbij zonder dat Zijn woorden worden uitgesproken. Veelal wordt er gelezen uit het Oude Testament en uit het Nieuwe Testament, en in het laatste geval wordt aan de Brieven vaak de voorkeur gegeven boven de Evangeliën. Dat is opmerkelijk voor een religie die naar Christus is genoemd en zich ook baseert op de werken en woorden van Jezus. Zijn de uitspraken van Jezus dan zo vanzelfsprekend dat er verder geen woorden aan vuil gemaakt hoeven te worden? Trapt Hij slechts open deuren in? Of heeft men ons voor eens en altijd uitgelegd hoe Zijn woorden begrepen moeten worden, zodat we er verder geen aandacht meer aan hoeven te geven?

 

Wie de woorden van Jezus leest en tot zich laat doordringen, begrijpt al snel waarom die woorden niet populair zijn, en dat ook niet gemakkelijk zullen worden. Jezus roept ons op tot een rigoureuze verandering in onze houding, in onze gewoontepatronen, in ons denken, voelen en handelen. Hij roept ons op onze egocentrische, egoïstische en narcistische neigingen te boven te komen, er bovenuit te stijgen, onze egotrip in te ruilen voor het koninkrijk der hemelen, en dualiteit op te geven voor eenheid en éénwording. Maar in de praktijk van het leven verzet bijna alles in ons zich daartegen, en zelfs als we de aard van de verandering enigszins aanvoelen, en nut en noodzaak ervan inzien, worden we geconfronteerd met de schijnbare onmogelijkheid ervan. Jezus zegt dan ook: ‘Een kameel gaat nog eerder door het oog van een naald, dan een rijke het koninkrijk Gods binnentreedt.’ En toen de discipelen dit hoorden, waren zij met stomheid geslagen en ze vroegen: ‘Wie kan er dan nog verlost worden?’ Maar Jezus keek hen recht aan en zei: ‘Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk.’ (Matth. 19:24-26). Die ‘rijke’ zijn wij natuurlijk zelf, gehecht als we zijn aan vermeende bezittingen, verworvenheden, kennis, talenten, wapenfeiten, meningen, voorkeuren, relaties, enzovoort. Jezus spreekt, heel bewust, tot ons allemaal en niet alleen tegen de buurman. Dat maakt Hem niet populair, ook niet binnen de Christelijke kerken. Toch is de essentie van Zijn woorden positief, want: ‘Bij God is alles mogelijk’.

 

De kracht en betekenis van Jezus’ woorden blijken al uit Zijn eerste uitspraak in het Evangelie van Mattheüs (3:15), sprekend tot Johannes de Doper: ‘Zo past het ons om het juiste en rechtvaardige tot vervulling te brengen.’ Hier klinkt al het ‘Uw wil geschiede’, dat zo’n essentieel aspect is van Jezus’ leer en dat in wezen de verdere loop van het bijbelverhaal bepaalt, doordat Jezus er zo consequent aan vasthoudt.

 

Maar laten we kijken naar de ‘blijde boodschap’ die Jezus ons bracht. Johannes de Doper predikte: ‘Komt tot inkeer en gaat voorbij aan wat ge denkt te weten, want het koninkrijk der hemelen is dichtbij.’ (Matth. 3:2). En Jezus leerde evenzo: ‘Komt tot inkeer en kom terug van het verkeerde pad, want het koninkrijk der hemelen is dichtbij.’ (Matth. 4:17). Het koninkrijk der hemelen is zo dichtbij, dat we het niet zien. Daarom zegt Jezus het nog duidelijker: ‘Het koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat, en men zal niet zeggen: ‘Zie hier’ of ‘Zie daar’; want zie, het koninkrijk Gods is binnen ulieden.’ (Lukas 17:20-21).

 

Maar daar laat Jezus het niet bij. Hij zegt niet alleen dat het koninkrijk Gods binnenin ons is, maar ook dat Hij en de Vader één zijn (Joh. 10:30), en dat de mens deel kan hebben aan diezelfde eenheid: ‘Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader in Mij, en Ik in U, opdat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hen de heerlijkheid gegeven die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn. Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt zijn in één.’ (Joh. 17:21-23). Dit is iets heel anders dan de gangbare visie, die God en Jezus steevast buiten onszelf plaatst.

 

Hetzelfde gegeven komt terug in het grootste gebod: ‘Gij zult de Heer, uw God, liefhebben in uw hele hart en in uw hele geest en in uw hele verstand. Dat is het grote en eerste gebod. En het tweede gebod is eraan gelijk, namelijk: Gij zult uw naaste liefhebben, omdat hij uzelf is.’ (Matth. 22:37-39). Waarom is het tweede gebod gelijk aan het eerste? Kennelijk is er in werkelijkheid geen verschil tussen onze naaste en God. En dus ook niet tussen onszelf en God, of tussen onszelf en onze naaste. Er is slechts eenheid. Vandaar dat Jezus over het oordeel zegt: ‘Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik was dorstig en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij verwelkomd’, en dan: ‘Voorwaar, Ik zeg u, voor zover gij al die dingen hebt gedaan jegens één van Mijn minste broeders, hebt gij dat jegens Mij gedaan.’ (Matth. 25:31-46).

 

Jezus is het hoogste aspect van elk mens, Hij is de Mens zelf, en Hij is in ieder van ons aanwezig. Hij is als het ware de verbinding tussen de mens en God: ‘Ik in hen en Gij in Mij’, en: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.’ (Joh. 14:6). En ook: ‘Ik ben de deur; wie door Mij ingaat, zal behouden worden.’ (Joh. 10:9).

 

Jezus verscheen als Leraar, als Guru, om ons aan deze feiten te herinneren, om ons het koninkrijk en de eenheid te schenken, om ons uit de doden op te wekken en ons te leiden naar het Leven. Niet na de fysieke dood, maar nu, in wat wij het leven noemen, maar wat in feite de dood is.

Jezus geeft ons een demonstratie van Wie wij in werkelijkheid zijn, want dat zijn we vergeten, en we vergeten het voortdurend. Vanuit ons gewone standpunt gezien verricht Jezus een groot aantal wonderen. Maar vanuit Zijn standpunt gezien is dat kennelijk niet zo, want Hij zegt: ‘Voorwaar, Ik zeg u, als gij het geloof van een mosterdzaadje zoudt hebben, dan zoudt gij tot die berg daar zeggen: ‘ga van hier naar daar’, en de berg zou zich verplaatsen, en niets zou u onmogelijk zijn.’ (Matth. 17:20, en nogmaals in 21:21). Gezien de context van het Evangelie is het wel duidelijk dat Jezus meende wat Hij zei. Vandaar ook dat Hij herhaaldelijk de discipelen erop wees dat hun geloof nog tekort schoot. (Matth. 8:26, 14:31, 16:8, 17:17, e.a.). Als dat voor hen gold, dan geldt het zeker voor ons.

 

Jezus roept ons op werkelijk geloof te hebben, volmaakt te zijn (Matth. 5:48), te worden als de kinderen (18:3), arm van geest te zijn (5:3), Hem te volgen (16:24), in te gaan door de enge poort (7:13), opnieuw geboren te worden (Joh. 3:3), en het eeuwige leven te beërven (Matth. 19:29). Desondanks zijn we geneigd ons te gedragen als een groep reizigers die denken dat ze hun bestemming bereikt hebben, terwijl de reis nog moet beginnen. Maar zolang we denken dat we al aangekomen zijn, zullen we nooit vertrekken.

 

Eerst en vooral dienen we daarom de balk uit ons oog te verwijderen (7:1-5), en de wereld van illusie achter ons te laten. De wereld van illusie wordt gevormd door onze hersenspinsels, door onze vermeende bezittingen, verworvenheden, kennis, enzovoort. Kortom, door alles wat ons ‘rijk’ maakt. Het is de wereld van de Farizeeërs, schriftgeleerden en opperpriesters, in onszelf, d.w.z. in ons eigen denken. Het gewone denken is onze gevangenis, onze zelfgekozen verbanning uit het koninkrijk. Dat alles moeten we loslaten, voordat we kunnen hopen iets van de werkelijkheid te zien. Nodig is: ‘Uw wil geschiede’, in plaats van ‘ik doe wat ik wil’.

 

Dit boek geeft een verrassend nieuwe visie op vele aspecten van het evangelie. Moge het een bijdrage leveren aan heroverweging en een beter begrip van de woorden van Jezus. Want: ‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw.’ (Openb. 21:5).

 

Voor Mattheüs zie: Uitgaven

 

Voor Het evangelie van Marcus zie: Marcus

 

 

footer e-mail & copyright