Meditatie - Swami Prabhavananda
Uw Naam worde geheiligd
Christus legt hier de nadruk op de Naam van God, de Logos, het Woord. Zoals
wij gezien hebben, is het Woord in een avatara tot vlees geworden.
Maar ook heeft de Naam van God zelf de grootste godsdienstige
betekenis. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament benadrukken
het belang van het heiligen van Gods Naam. De psalmen zingen:
“O Heere, onze Heere! Hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse
aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen.”
(Psalm 8). “Zoals uw Naam is, o God! zo is Uw roem tot
aan de einden der aarde” (Psalm 48). “Maakt den Heere
met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen.” (Psalm
34). Paulus schrijft aan de Hebreeën: “Laat ons dan door Hem
altijd Gode offeren een offerande des lofs, dat is, de vrucht
der lippen, die Zijn Naam belijden.” (13:15). Aan de Romeinen:
“Want een ieder die den Naam des Heeren zal aanroepen,
zal zalig worden.” (10:13). En in het Johannes evangelie
lezen wij dat Jezus zijn discipelen vroeg in zijn Naam te bidden:
“Voorwaar, voorwaar Ik zeg u; Al wat gij den Vader zult bidden
in Mijn Naam, dat zal Hij u geven. Tot nog toe hebt gij niet gebeden
in Mijn Naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap
vervuld zij.” (16:23).
In de Hindoe-traditie vinden wij dat daar hetzelfde principe beleden
wordt, dat God en Zijn Naam één zijn. In de Vedanta wordt Gods
Naam de Mantra genoemd. Er zijn verschillende mantra’s
die verband houden met het speciale aspect van God dat de mens
verkiest te vereren. De leermeester geeft zijn leerling de mantra
tijdens de initiatie-ceremonie en vraagt hem deze geheim en in
ere te houden en om gedurende de rest van zijn leven op dit aspect
van God dat de Mantra vertegenwoordigt, te mediteren. De essentie
van het Ideale Beeld van God is voor de leerling in de mantra
vertegenwoordigd in de vorm van een klank. Door deze Naam van
God te herhalen, wordt de geestelijke kracht die erin ligt opgesloten
duidelijk. Wanneer we de Naam steeds weer heiligen, laten we God
bezit nemen van ons bewustzijn, zodat tenslotte een gedeelte van
de geest Hem altijd zal blijven prijzen, in welke omstandigheid
dan ook en ongeacht de aard van onze bezigheden.
Een van de grote heiligen uit India, Sri Chaitanya, leerde zijn volgelingen
om vast op deze eenvoudige en effectieve methode te vertrouwen
teneinde daardoor de herinnering aan God te bewaren:
“Bezing de Naam en Glorie van de Heer en laat niet af,
Opdat de spiegel van uw hart gereinigd worde,
Geblust ook het vuur van wereldlijke lusten
Dat als een brandend oerwoud in ons raast.
O Naam, daal af als maanlicht in het lotushart
En doe haar kelk ontsluiten in het kennen van Uzelf.
O Zelf, dat diep verzonken in de zee van Zijn gelukzaligheid,
Het bezingen van Zijn Naam niet laten kan,
Zijn nectar proeft bij elke stap,
Zich badend in Zijn Naam, verkwikkend bad voor moede zielen.”
“Uw Namen, Heer, zijn velerlei,
In elk daarvan ligt al Uw macht besloten.
Voor wie Uw naam bezingt, bestaan geen vastgestelde tijden,
Noch enig ritueel dat hij van node heeft,
Zo alomvattend weet hij Uw genade.
Hoe monsterachtig groot is daarbij mijn armzaligheid,
Dat ik wijl leeg van hart en doelloos in dit leven,
Uw Naam niet heilig weet te eren.”
Ook de katholieke traditie kent de methode van het steeds weer herhalen
van de Naam van God. Zo is: “Wees gegroet, Maria” een mantra.
Het gebed van Jezus zoals dat in de Grieks Orthodoxe Kerk beoefend
wordt, is ook een mantra. De toepassing ervan wordt in twee opmerkelijke
boeken uiteengezet: “De weg van een Pelgrim” en het vervolg daarop
“De Pelgrim vervolgt zijn Weg”. Beide boeken geven het verhaal
weer van de geestelijke pelgrimstocht van een Russische leerling
in de negentiende eeuw.
“Het voortdurend innerlijk uitspreken van het Gebed van Jezus is een
onafgebroken aanroepen van de Naam van Jezus met de lippen, in
de geest en in het hart; terwijl het gebed wordt uitgesproken,
vormt de geest zich een beeld van Zijn voortdurende aanwezigheid
en bidt de geest om Zijn genade bij iedere bezigheid, altijd en
overal, zelfs tijdens de slaap. Het gebed luidt “Heer Jezus Christus,
ontferm U over mij”. Wanneer men deze oefening toepast en zichzelf
daaraan gewent, is het resultaat dat men zo’n diepe vertroosting
en zo’n innerlijke drang om dit gebed altijd op te zeggen ervaart,
dat men zonder dat gebed eenvoudigweg niet meer kan leven en
het altijd uit zichzelf in de geest weerklinkt... Vele zogenaamd
verlichte mensen beschouwen dit voortdurend opzeggen van een en
hetzelfde gebed als nutteloos en onbelangrijk. Zij noemen het
een mechanisch proces en een gedachteloze bezigheid van simpele
zielen. Helaas kunnen zij daarom nooit het geheim te
weten komen dat zich openbaart wanneer wij deze ‘mechanische’
oefening toepassen. Evenmin weten zij hoe deze voortdurende dienstbaarheid
van de lippen ongemerkt een werkelijke hartekreet wordt, die binnendringt
in de binnenkamer van het hart en aldus de geest in een staat
van verrukking brengt. Dan wordt het een vanzelfsprekende, natuurlijke
activiteit voor de geest die licht en voedsel verschaft, terwijl
het de geest tenslotte tot vereniging met God zelf brengt.”
Hoe ziet de psychologie de werking van dit vertrouwen op een mantra?
Veronderstel dat wij het moeilijke karwei moesten oplossen van
het schoonmaken van een vuile, halfgevulde inktfles die op een
tafel staat en eraan vastzit, zodat de fles niet opgenomen kan
worden. Het enige dat wij dan kunnen doen, is voortdurend schoon
water in de fles gieten waardoor de inkt en het vuil naar buiten
gedreven worden en de fles tenslotte geheel schoon wordt omdat
alle inkt en vuil verdwenen zijn. Op dezelfde wijze is het niet
mogelijk de geest te bevrijden van al zijn wereldse verlangens
en begeerten door de gehele inhoud ervan weg te gooien en daardoor
een lege geest over te houden. Het enige dat wij hier kunnen doen
is het schone water van de gedachte aan God voortdurend in onze
geest te gieten totdat alle vuil weggespoeld is. Door het herhalen
van de mantra, de Naam van God, worden geest en hart gezuiverd.
Tenslotte ervaren wij de Naam als iets levends en bewusts, als
één met God, en wordt verlichting bereikt.
In India ontmoette ik eens een monnik die deze verlichting bereikt
had, louter en alleen door deze oefening van het heiligen van
Gods Naam. Toen ik nog op school was, bracht ik een bezoek aan
Brindavan. Daar hoorde ik van een heilige die dichtbij in het
woud woonde en ik besloot hem een bezoek te brengen. Langs een
smal pad kwam ik bij een kleine hut op een open plek in het bos.
Weldra kwam de heilige uit zijn hut naar buiten en zette zich
op het kleed dat zijn discipel voor hem op de grond had uitgespreid.
Hij wenkte mij ook te gaan zitten. De atmosfeer was als het ware
tastbaar vervuld van heiligheid. Ik boog mij voor hem neer en
vroeg hem: “Eerwaarde Heer, hoe hebt gij deze staat bereikt?”
“Nama”, antwoordde hij en hij legde mij uit dat hij volmaaktheid
bereikt had door het herhalen van nama, de Naam van
de Heer. Meer zei hij niet. Enige tijd zat ik zwijgend voor hem.
Tenslotte boog ik weer voor hem en ging weg. Mijn hart was van
vrede vervuld.
Uit: De Bergrede in het licht van de Vedanta-leer
|