Waarden en normen
de basis van een gezonde en menswaardige samenleving
(versie 1.1)
door R.M.J. Stemp
Citaat uit de samenvatting, door Marsilio Ficino, van boek IV van “Politeia”
(Plato):
Volgens het spreekwoord “zo ge zaait zult ge oogsten” raadt Plato ons
aan alle aandacht te concentreren op de opvoeding van onze kinderen
en jonge mensen, die hij vergelijkt met het zaaigoed van de
gemeenschap, waardoor later geoogst wordt afhankelijk van de
mate waarin kinderen en jonge mensen een geest van zorgvuldigheid
wordt bijgebracht in woord en spel en in ieders afzonderlijk
gedrag. Want als men die leeftijdsgroep verwaarloost en niet
goed opvoedt, zal men merken dat dan niet anders met de leefregels
van alledag wordt omgegaan dan wanneer men met allerlei middeltjes
zou willen trachten een zieke te genezen die volstrekt weigert
zich op enigerlei wijze aan te passen en maat te houden.
En zie hoe spel en gedrag door opvoeding langzamerhand veranderen.
En zoals een mens met een sterk gestel, die bovendien verstandig
leeft en maat houdt, nauwelijks van medicijnen gebruik hoeft
te maken, zo geldt dat ook voor een staat die van het begin
af aan goed is opgebouwd en die zijn constitutie zo weet te
bewaren dat hij nimmer behoefte heeft aan een uitgebreid stelsel
van wetten en leefregels. Maar de staat die onzorgvuldig gegrondvest
is, zal voortdurend zijn toevlucht zoeken in het dagelijks uitvaardigen
van nieuwe wet- en regelgeving en het zal hem nimmer goed gaan.
Vandaar dat Platoon in zijn ideale staat geen ruimte geeft om
wetten en regels te bestuderen, omdat hij erop uit is verstandige
en goede mensen zelf een “levende wetgeving” te laten zijn.
1. Overlast, onveiligheid, waardigheid van de mens
De vanzelfsprekendheid, en daarmee het gemak van collectieve en
vaak impliciet veronderstelde waarden en normen lijkt verdwenen
of in ieder geval ernstig in verval. Dat brengt verwarring,
onrust, ongemak en overlast. De discussie over normen en waarden
in Nederland lijkt in alle hevigheid losgebarsten. Enerzijds
ten gevolge van de confrontatie met wat er zoal aan overlast
wordt ondervonden, anderzijds uit een vorm van verontwaardiging
dat de samenleving zo laag is gezonken (“bananenrepubliek”).
Overlast beperken of trachten in te dammen is wellicht de meest
direkte aanleiding voor onze bezorgdheid en inspanningen (korte
termijn). Wezenlijker is het creëren van een perspectief op
een menswaardig bestaan (niet alleen werk en inkomen!) voor
toekomstige generaties (lange termijn).
2. Het belang van een individu bij een gezonde samenleving
De samenleving (“de anderen”) lijkt in deze tijd voor velen iets
anoniems waar je “gebruik” van maakt (consumptie) als het tot
voordeel strekt, en waar je niets mee van doen wilt hebben op
het moment dat het de bevrediging van persoonlijke wensen of
verlangens in de weg staat. Het voordeel dat een samenleving
biedt aan de daarvan deel uitmakende individuen is evident (voeding,
opvoeding, onderwijs, bescherming e.d.). Er is een grote mate
van onderlinge afhankelijkheid in een samenleving; dit impliceert
een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om het fijnmazige
systeem van een samenleving in stand te houden. De oproep tot
een herwaardering van waarden en normen lijkt mede voort te
komen uit het besef dat de fundamenten van een gezonde samenleving
in het geding zijn. Het punt is bereikt dat het individu tot
het inzicht moet komen (of worden gebracht) dat hij of zij direkt
belang heeft bij een gezonde gemeenschap, daar deel van uitmaakt,
en daar dus mede voor verantwoordelijk is (“burgerschapszin”).
3. Vrede en voorspoed voor toekomstige generaties
Het gezond houden van een samenleving is een ieders verantwoordelijkheid.
De samenleving is de moederschoot voor toekomstige generaties
(onze kinderen). Ook zij hebben recht op de mogelijkheid zich
in vrede en voorspoed te kunnen ontwikkelen en te leven.
Alleen het bezigen van de woorden “normen en waarden” brengt deze niet
terug in de samenleving. We zullen er alles aan moeten doen
om waarden weer levend te krijgen door er met elkaar over te
spreken, ze te bestuderen, maar vooral “voor te leven”. Alleen
zo worden ze zichtbaar en overgedragen bij de opvoeding en opleiding
van jonge mensen. Er is niets zo fnuikend als het ene zeggen
en het andere doen. Daar zijn mensen in z’n algemeenheid, maar
jongeren zeker, uitermate allergisch voor. Waarachtigheid van
onszelf is dus een eerste vereiste.
4. Menselijke waarden of deugden; het goede voorbeeld
de meest essentiële waarden zijn “menselijke waarden”
of deugden
deugden worden zichtbaar door levende voorbeelden
in het dagelijks leven
deugden kunnen niet worden afgedwongen maar wel worden
bevorderd door “het goede voorbeeld” bij opvoeding en onderwijs
Bij het overlijden van mensen, bij een afscheid of jubileum, worden
veelal de kwaliteiten van de betreffende persoon geroemd. Het
is wat ons in die persoon heeft getroffen, gewaardeerd is en
wat om die reden de moeite waard is om benoemd te worden. De
geroemde kwaliteiten zijn in de persoon zichtbaar geworden door
zijn doen en laten.
Naarmate de zichtbare kwaliteiten meer in overeenstemming zijn met zijn
of haar voortdurende gezindheid “het goede” te bevorderen, worden
ze wel deugden genoemd. Deze zijn in de mens zelf aanwezig.
Ze moeten echter wel tot ontwikkeling worden gebracht door het
goede voorbeeld (autoriteit) van iemand uit de direkte omgeving
van de betrokkene, zoals ouders, onderwijzers, vrienden, broers
of zusters, of leidinggevende personen. De gezegden “Jong geleerd,
oud gedaan” en “Goed voorbeeld doet goed volgen” illustreren
deze vorm van overdracht. Als het goede voorbeeld er niet meer
is, dan verdwijnen de deugden dus langzaam uit de gemeenschap.
Dit is een sluipend proces waardoor ook de “normen” steeds iets
worden verlegd (verlaagd). Waarden die aan de normen ten grondslag
liggen kunnen nog (latent) aanwezig zijn, maar er wordt niet
meer naar geleefd (geen overeenstemming in gedachte, woord en
daad).
5. Normen als regulerende factor in een samenleving
normen in een samenleving bestaan bij de gratie van
datgene wat binnen die samenleving wordt gewaardeerd (waarden)
normen kunnen uit vrije wil worden gerespecteerd of
moeten door enige vorm van dwang worden gehandhaafd als middel
om dat wat wordt gewaardeerd in stand te houden
het algemeen belang van een samenleving maakt het
noodzakelijk om wetten vast te stellen die bijdragen tot het
in acht nemen van normen binnen het verkeer in die samenleving
Binnen een samenleving zijn allerlei groepen te onderscheiden die er
hun eigen mores (normen en waarden) op nahouden (al dan niet
uit geloofsovertuiging) en in meer of mindere mate onverdraagzaam
staan tegenover diegenen die zich daar niet aan conformeren
of geen deel uitmaken van de bewuste groep. Voor een samenleving
als geheel is het dus noodzakelijk algemene waarden te formuleren
die het mogelijk maken dat daarbinnen een pluriformiteit kan
bestaan van groepen en individuen die ieder op hun eigen wijze
“gelukkig” wensen te worden.
De minimale maatstaf (norm) daarbij is dat te onderscheiden groepen
en individuen geen afbreuk doen aan de samenleving als geheel,
anderen de ruimte laten, en de (formele en informele) wetten
respecteren die in die samenleving gelden. Een algemeen principe
daarbij is: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt,
doe dat ook een ander niet”.
6. Fijnmazige wet- en regelgeving ondermijnen de individuele verantwoordelijkheid
De illusie dat de overheid, als regulerend orgaan binnen de samenleving,
door het uitvaardigen van wetten en maatregelen in staat is
de samenleving in al haar facetten te besturen, is inmiddels
overduidelijk. Repressie kan uitwassen enigszins binnen de perken
houden, maar is geen middel om mensen waarden bij te brengen.
Naarmate er meer wetten en regels worden uitgevaardigd, ontstaan
er steeds meer mazen in het net en moet er ook steeds meer gehandhaafd
worden om geloofwaardig te blijven. Uiteindelijk leidt dat tot
gedrag van mensen dat gebaseerd is op de vooronderstelling dat
zolang iets niet expliciet verboden is, het dus mag. Ook het
calculerend gedrag wordt zo bevorderd. Als ik er mee wegkom
omdat de “pakkans” klein is, of de boete niet te hoog, kan ik
me wel het een en ander veroorloven. Daarmee wordt de weg vrij
gemaakt tot marchanderen met de eigen verantwoordelijkheid,
het eigen normbesef, en verdwijnt de waarachtigheid naar de
achtergrond.
7. Waarden en normen, de basis van opvoeding en opleiding
de hele discussie over waarden en normen is een modegril
als we niet bereid zijn te investeren in het “onderwijzen”
van normen en waarden; doen we dat niet, dan strooien we ons
zelf, maar vooral toekomstige generaties, zand in de ogen
Zoals gezegd kunnen werkelijke waarden (deugden) niet worden opgelegd
of afgedwongen. Wel kunnen ze tot ontwikkeling worden gebracht
(karaktervorming). Voorwaarde is dat ze in levende vorm zichtbaar
en herkenbaar zijn, en bij name worden genoemd.
Via opvoeding, de eerste en meest voor de hand liggende omgeving
om waarden en normen over te dragen, zullen alleen die waarden
(kunnen) worden overgedragen die bij de ouders (nog) aanwezig
zijn. Van mensen die zelf bepaalde waarden niet beschikbaar
hebben, kan niet worden verwacht dat ze die kunnen overdragen,
want ze zijn er eenvoudig niet, of ze zijn althans niet ontwikkeld.
Willen we dus een werkelijk waarden-“offensief”, dan zal dat
vooral via de opleiding van onze jeugd dienen te gebeuren, te
beginnen in de basisscholen.
Daarbij zou aan ouders, die kinderen op een basisschool hebben, een
programma aangeboden kunnen worden dat aansluit op de principes
zoals die in de betreffende school worden gehanteerd en gedoceerd.
Zo kunnen opvoeding en opleiding zo veel mogelijk “op één lijn”
worden gebracht, wat bijdraagt aan een harmonieuze ontwikkeling
van de jeugd.
8. Een onderwijs-deltaplan; van basisschool tot en met universitair onderwijs
een onderwijs-deltaplan is een van de weinige middelen,
zo niet het enige, om waarden en normen weer tot een vanzelfsprekende
en “levende wetgeving” te maken, en zo de kwaliteit van onze
samenleving te verbeteren
Er zal een algehele maatschappelijke herwaardering van het onderwijs
dienen plaats te vinden. Geen gerommel in de marge met de zoveelste
onderwijsvernieuwing, maar een fundamentele heroriëntatie op
wat wij aan onze kinderen willen overdragen, te beginnen met
een gezonde basis op de basisschool. Maar ook het daarop aansluitende
vervolgonderwijs behoeft een algehele “uplift”. De lat zal hoger
gelegd dienen te worden wil onze jeugd zich voorspoedig kunnen
ontwikkelen tot “waarde”-volle individuen; tot waarheidslievende,
blijmoedige en zorgzame mensen met gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsgevoel.
We zullen ze intellectueel, emotioneel en fysiek moeten uitdagen
en duidelijk moeten maken dat het leveren van prestaties ze
sterker maakt en meer voldoening geeft. De lat te laag leggen
leidt tot onbalans en gemakzucht, bevordert overmatige consumptie
(drank, eten, verdovende middelen, sex) en verveling (hinderlijk
gedrag).
9. Er is geen tijd te verliezen
Als het ons ernst is met de waarden en normen in onze samenleving,
en over hoe deze weer levend te krijgen door ze expliciet binnen
het onderwijs “aan te bieden”, dan is er geen tijd te verliezen.
We zouden kunnen beginnen binnen de bestaande structuren en
programma’s specifiek aandacht te besteden aan waarden en normen.
Om aan te geven hoe lang het duurt voordat de vruchten van een
“onderwijs-deltaplan” zichtbaar (kunnen) worden in de samenleving,
kan de volgende globale planning worden aangehouden:
Discussie en besluitvorming politiek en onderwijs |
2 jaar |
Programma “waarden en normen” opstellen voor huidige docenten van PABO’s |
2 jaar |
Bijscholing huidige docenten PABO’s |
2 jaar |
Opleiding nieuwe onderwijzers met “waarden en normen” in programma |
4 jaar |
Onderwijs kinderen op basisscholen door “nieuwe” docenten |
8 jaar |
Eerste “lichting” kinderen na genoten basisonderwijs met “waarden en normen” (op 20 jarige leeftijd) |
8 jaar |
Dit betekent dat de eerste voorzichtige vruchten pas na ca. 25 jaar
na een besluit daartoe echt in de samenleving zichtbaar (kunnen)
worden! In het vervolgonderwijs worden de eerste vruchten na
zo’n 16 jaar zichtbaar.
10. De kost gaat voor de baat uit; perspectief
Geld is in deze tijd veelal de maatstaf om vast te stellen of iets
wel of niet kan. Anderzijds is er het gezegde “waar
een wil is is een weg”. Als we er echt van overtuigd
zijn dat het niet alleen wenselijk, maar ook hoog nodig is om
“waarden en normen” weer tot leven te brengen, dan moeten we
dat doen.
Kosten-baten plaatjes (met geld als noemer) zijn niet eenvoudig te maken
en meestal uiterst speculatief. Zeker is dat een samenleving
ziek is als er veel dokters (lichamelijke en geestelijke mankementen)
en een uitgebreide rechterlijke macht, inclusief advocaten (zedelijke
mankementen op het vlak van waarden en normen), nodig zijn.
De kosten voor collectieve gezondheidszorg en het hele gerechtelijke
apparaat (inclusief alle vormen van detentie en opvang) doen
een steeds grotere aanslag op het overheidsbudget en dreigen
onbetaalbaar te worden. Maatregelen aan het eind van de pijplijn
kosten veel geld en lossen de oorzaken niet op; dweilen met
de kraan open! Het weer tot leven brengen van normen en waarden
past in het huidige politieke klimaat van “minder overheid”
en “meer eigen verantwoordelijkheid”. Zelfs als dat ons financieel
niets zou opleveren (minder mankementen in de samenleving) zouden
we het weer tot leven brengen van waarden en normen moeten willen,
alleen al vanuit het oogpunt van de menselijke waardigheid,
een menselijke samenleving en een perspectief voor toekomstige
generaties (onze kinderen).
R.M.J. Stemp
Haarlem, april 2004
E-mail
Plato
|