Uit: Het boekje van het volkomen leven
naar Luthers uitgave van de Theologia Deutsch
Het oudst bekende handschrift van dit boekje stamt uit 1497, maar
de tekst is minstens een eeuw ouder. Het boekje zou geschreven
zijn door een ridder en priester van een Duitse Orde bij Frankfort,
en wordt beschouwd als een werk uit de late middeleeuwse mystiek.
Het zou wellicht aan de vergetelheid ten prooi gevallen zijn,
ware het niet dat Luther het in 1516-1518 opnieuw uitgaf onder
de titel Theologia Deutsch. Luther schrijft in zijn
inleiding dat hij er meer van geleerd heeft dan van welke tekst
ook, met uitzondering van de Bijbel en het werk van St. Augustinus.
Hierdoor werd het boekje natuurlijk meteen beroemd. De eerste
vertaling – in het Nederlands! – verscheen in 1521. Voor Luther
was het boekje een bevestiging en een demonstratie van zijn
overtuiging dat men het best in zijn moedertaal over God kan
spreken, en niet in het Latijn of een andere oude taal.

De heilige Paulus spreekt: Als het volkomene komt, zal het onvolkomene
en het gedeelde te niet worden gedaan.
Men zegt: daarom dat Adam de appel at, was hij verloren of gevallen.
Ik zeg: het was om zijn aanmatigen en om zijn ‘ik’, ‘mijn’,
‘voor mij’, ‘mij’ en om dergelijke. Al had hij zeven appels
gegeten en ware het aanmatigen niet geweest, hij zou niet zijn
gevallen. Maar toen het aanmatigen geschiedde, toen was hij
gevallen, al zou hij nooit in een appel gebeten hebben.
En waar het ware licht in een mens is en de ware liefde, daar wordt
niet anders bemind dan alleen God; want daar wordt God bemind
als goed en om goed en alle goed als één en één als alles, want
in waarheid is alles één en één is alles in God.
Voor Het boekje van het volkomen leven zie: Uitgaven
|